Berend 14 jaar, klas 2 HAVO, is doorverwezen door de gebiedsteammedewerker. Hij heeft de diagnose PPD-NOS. Kan zich moeilijk concentreren op zijn leerwerk haalt regelmatig lage cijfers. Op de basisschool is Berend regelmatig en vaak gepest door klasgenoten. Hij zit nu in een klas waar hij er wel bij hoort en wil vooral in deze klas blijven. Berend heeft een negatief zelfbeeld ontwikkeld en houdt zich onverschillig t.o.v. wat hij voelt. Hij komt nu voor de zevende de keer.
‘U bent er morgen toch ook bij?’ vraagt Berend bij binnenkomst. Hij doelt daarmee op het Multi Disciplinair Overleg op zijn school. ‘Klopt, ik ben er ook bij.’ ‘En jij, ben jij er bij?’ vraag ik. ‘Nee, ik niet. Ik voel me klein’, antwoordt hij. ‘Hoe is dat voor jou, dat je er niet bij bent?’ vraag ik. ‘Nee. Ja. Weet niet’ zegt hij dan. Eigenlijk heeft hij het antwoord op die vraag natuurlijk al gegeven, door te zeggen ‘Ik voel me klein’. Ik probeer hem uitnodigen om er meer over te zeggen. Het gesprekje is voorbij, hij gaat op zoek in de ruimte naar een stuiterbal.
Hij probeert met een stuiterbal zo hard als mogelijk alle hoeken van de praktijkruimte te raken. Daarbij raakt hij een werkstuk van een andere cliënt. ‘Ik maak ook altijd alles stuk’, roept hij. Stuitert de bal nog eens hard tegen de grond en roept: ‘Boos’. ‘ Er is iets heel boos’, spiegel ik. En daarna zakt hij door zijn knieën. Nadat ik het gebroken kleiwerkstuk een andere plek heb gegeven, ga ik naast hem op de grond zitten. Hij heeft zijn bovenlijf over zijn knieën gevouwen en zijn armen naast zijn lichaam gelegd en zijn hoofd naar de grond gekeerd. Ik zeg: ‘Dat wilde je echt niet en nu baal je’. Hij houdt zich stil. We blijven een moment zo zitten en ik laat de stilte de stilte. Ondertussen ‘Luister ik in 3 richtingen’. Richting 1: Ik check bij mezelf: Hoe is dit voor mij? Iets in mij baalt omdat er een werkstuk van een cliënt stuk is en er is een ‘niet weten’ van hoe dit verder moet. Ik voel het daarbij een beetje knijpen in mijn maaggebied. Richting 2: Ik stel mijzelf de vraag: Wat laat Berend zien over hoe het voor hem is? Hij maakt zich letterlijk klein en gaat uit het contact met mij. Er is iets zelf kritisch (‘Ik maak ook altijd alles stuk’). Door zijn houding vermoed ik dat er iets is wat zich klein en onmachtig voelt. Hij is niet bij machte hier nu zelf uit te komen. Richting 3: Ik spiegel hem in de stilte en door ook op de grond te gaan zitten. Ik check bij mezelf weer wat dat met mij doet en vraag me af: Wat is hier nodig? Het ontbreekt hier aan onderling contact. Zijn houding brengt mij op een idee om weer met hem in contact te komen. Ik leg hem voor: ‘Ik krijg een idee, wil je horen wat dat is’? En wacht weer even… Geen reactie… Dan stel ik hem toch voor om op zijn rug te tekenen en dat hij dan gaat raden wat het is. Met een duim omhoog laat Berend weten dat hij het een goed idee vindt. Even later is er een levendige uitwisseling van op elkaars rug tekenen en om de beurt raden wat het is. Er komt papier bij en kaartjes met voorbeelden van wat je kunt tekenen. We raken ontspannen, lachen en hebben plezier. De lichaamshouding van Berend verandert ook. Wanneer ik aan de beurt ben met tekenen, gaat hij er helemaal languit voor liggen en vraagt hij of ik een hele moeilijke wil doen, want dan wordt zijn rug langer gemasseerd. Aan het eind van de sessie kom ik nog even terug op zijn vraag aan het begin van de sessie. ‘Wat hoop je dat er morgen uit het schoolgesprek komt?’ vraag ik hem. ‘Dat ik naar het VWO mag gaan’, zegt hij met een glimlach. Er is niets aan de situatie veranderd, maar wel hoe hij het nu met zich meedraagt. Het lijkt lichter te zijn.
Welke Focusvaardigheden hebben mij als therapeut in deze sessie geholpen?
Luisteren in 3 richtingen
Het tekeningetje hieronder laat zien hoe ik dit bedoel.
Spiegelen in woorden of houding: Ik geef hem terug wat ik zie en hoor zonder oordelen en zonder waaromvragen te stellen. “Er is iets heel boos”. Op deze manier geef ik hem erkenning en accepteer ik onvoorwaardelijk wat er is.
Contact-contract: Ik zoek telkens weer naar een soort wederzijdse goedkeuring van hoe we bij elkaar kunnen zijn. In het bovenstaande voorbeeld geeft Berend eerst geen reactie en ook nog geen duidelijk ‘Nee’. Door te wachten geef ik hem wel de ruimte om “Nee” te zeggen. Wanneer hij zijn duim omhoog steekt is er contact en een “contract” voor zolang één van ons het weer aanvult, verandert of opzegt.
Verkennen van de Felt Sense: Ik laat bij mijzelf een Felt Sense ontstaan over het geheel van de “hier en nu” situatie. De Felt Sense is meer dan een lijfelijk gevoel, emotie, symbool of onderwerp. Het is het geheel daarvan. Dat verken ik door bij mezelf te checken wat ik lijfelijk ervaar. Ik voel het daarbij een beetje knijpen in het gebied van mijn maag. Door mijn aandacht te richten op dat knijpende bij mijn maag, kom ik er meer over te weten. Er komen woorden bij me op: niet weten; klein; onmachtig; uit contact.
Mijn hypothese: Berend komt vol spanning de therapieruimte binnen. Hij voelt zich klein en machteloos over het schoolgesprek van morgen. Hij zoekt iets om zijn spanning te uiten. De stuiterbal helpt hem daar in de eerste instantie bij. Dan gebeurt er iets wat hem blijkbaar vaker overkomt, wanneer hij zijn spanning uit. Ervaren is belangrijker, dan het praten over. Hij heeft uitdrukking kunnen geven aan het gevoel van machteloosheid en “klein zijn”. Zijn gevoelens zijn niet gebagatelliseerd of groter gemaakt. Zijn lichaam gaf aan wat hij nodig had in deze hier-en-nu situatie. Hij ervaart het tekenen op zijn rug als “massage” en misschien ook als troostend of koesterend.
Wat leert Berend van deze sessie ?
Ik ben oké, ook al maak ik iets per ongeluk stuk.
Ik kan altijd weer opnieuw in contact komen, ook al vind ik dat moeilijk.
Mijn gevoelens van boos zijn en klein voelen, mogen er zijn.
Ik kan van spanning in ontspanning komen op een gezonde manier.